Voorwoord prof. Ankersmit in het boek ‘De Lastige Burger’ van Steven de Jong

In oktober 2008 ontwaakten we ruw uit de neoliberale droom waarin we sinds 1989 verzonken waren. We droomden dat zelfzucht en eigenbelang als door een toverstaf waren omgetoverd tot altruïsme en algemeen belang. We meenden dat we de publieke zaak niet beter konden dienen dan door aan ons egoïsme zoveel mogelijk ruim baan te geven, we meenden dat wat ons eigenbelang diende ook in het publieke belang zou zijn.

Maar dat was nooit meer dan een droom. Want het eigen belang en het publieke belang zijn twee echt geheel verschillende werelden. Tussen die beiden ligt het domein van de rechtvaardigheid; het is de vraag naar de rechtvaardigheid die ons leert hoe je van de een naar de ander kunt komen. Er is dus wel degelijk een brug tussen het eigen en het algemeen belang. Maar dat is een heel smalle brug: een brug die zo smal is als het begrip van de rechtvaardigheid. Een andere brug is er niet. Dat is een inzicht zo oud als de weg naar Rome.

Inderdaad, de Romeinse rechtsgeleerde Ulpianus maakte al rond 200 na Christus het onderscheid tussen staat en samenleving, tussen publiek en privaat belang. Dat zijn twee heel verschillende universa, ieder met hun eigen waarden en met hun eigen logica. In de samenleving heb je de waarden aardigheid en eigenbelang. De logica achter die beide waarden is dat je door aardig te zijn het eigenbelang dient. Hufterigheid breekt je vroeger of later op. De markt – of beter: de Adam Smith van de ‘invisible hand’ – heeft dat ontdekt; en iedere bakker en slager weet dat het hemzelf opbreekt als hij niet aardig is tegen zijn klanten. Want die gaan dan naar een aardiger bakker of slager. Rechtvaardigheid en het algemeen belang zijn de waarden van de Staat.

De logica achter die beide waarden is dat het algemeen belang rechtvaardigheid vereist. Krijgt het eigen, of het private belang in de Staat de overhand, dan is het met de rechtvaardigheid gedaan. Dan krijg je corruptie, omkoopbaarheid, bedrog, oplichting; kortom, onrechtvaardigheid. De rechtvaardigheid en het algemeen belang van de Staat staan daarom radicaal tegenover de aardigheid en het private belang in de samenleving. Dat moet je niet door elkaar gaan gooien. Rechtvaardigheid is een grote deugd. Maar een bedrijf dat rechtvaardigheid nastreeft, zit meteen al met het probleem dat winst dan bedrog is van de klant. Winst mag dan eigenlijk niet. Aardigheid is ook een grote deugd. Maar een Staat die aardigheid nastreeft, zit meteen met het probleem van belastingen, strafrecht en de noodzaak om zijn burgers soms de oorlog in te sturen. Allemaal zeer onaardige dingen.

Nu leven wij in een tijd waarin die waarden van aardigheid en eigenbelang herontdekt werden. We waren erg bezig geweest met de Staat, met rechtvaardigheid en het algemeen belang. Maar dat resulteerde in torenhoge belastingen, hoge premies voor de volksverzekeringen – en ga zo maar door. En of dat allemaal de rechtvaardigheid en het algemeen belang diende, daar kon je je gerede twijfels over hebben. Dat maakte die waarden van de samenleving ineens heel erg aantrekkelijk. Aardigheid en eigenbelang! Wat wil je nog meer? Iedereen is aardig tegen elkaar en we worden er allemaal nog beter van ook! Is dat niet de sociale en politieke Steen der Wijzen waar we altijd naar zochten? Dat we daar niet eerder aan gedacht hebben! Weg dus met rechtvaardigheid en eigenbelang en met dat eeuwige getob met dure, inefficiënte en onhebbelijke ambtenaren. Weg dus met de Staat!

Weg met de Staat? Maar hoe zit het dan met rechtvaardigheid en het algemeen belang? Hoeven er dan geen belastingen en premies meer betaald te worden, schaffen we het strafrecht af, evenals de politie en het leger? Ja, dat lijkt toch ook weer niet zo’n goed idee. Dus wat nu?

Zonder daar heel diep over na te denken (want dat is moeilijk), kwamen we toen op de ingenieuze gedachte: laten we nu gewoon net doen alsof de Staat een onderdeel van de samenleving is geworden en alsof de waarden van aardigheid en eigenbelang daar even allesbepalend zijn als in samenleving en markt. We willen dus een aardige Staat die ook het eigenbelang dient. Het vervelende is alleen dat er niets aardigs is aan belasting en premies betalen en al helemaal niet valt in te zien dat je daarmee je eigenbelang dient. In die impasse ontstond het idee van de burger als klant. Als de buitenkant van de overheid, het dunne randje dat met de burger in direct contact komt, nu maar een beetje aardig en vriendelijk is tegenover de burger, dan lijkt het toch net alsof we de waarden van de Staat inwisselden voor die van samenleving en markt.

Maar dat is natuurlijk boerenbedrog want achter dat zo dunne randje gaat een heel andere realiteit schuil: de realiteit dat de overheid geen bedrijf is en de burger geen klant. Natuurlijk is een efficiënte overheid prachtig; natuurlijk worden we graag te woord gestaan door aardige en behulpzame ambtenaren in plaats van door ongeïnteresseerde lomperiken. En het is prachtig als onze bestuurders dat zoveel mogelijk nastreven. Maar hou op met die neoliberale flauwekul over de burger als klant en de Staat als een bedrijf, want dan bestaat de kans dat mensen dat nog gaan geloven ook. En dan is het gedaan met rechtvaardigheid en het algemeen belang.

Dit boek toont wat er misging toen zowel staat als burger zijn gaan geloven dat de burger een klant is en de overheid een bedrijf. Het is in het belang van zowel burger als staat dat we zo snel mogelijk afstappen van dat heel verkeerde idee. In dit boek wordt dat kort en krachtig verwoord door Simon Veenstra, adviseur bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI): „Een burger is geen klant. De overheid is niet een organisatie die klanten moet bedienen. De overheid is er voor het algemeen nut en niet voor u als burger. Dat is een wezenlijk verschil tussen publieke en private organisaties.”

Korter en duidelijker kan men het niet zeggen. De leuze van ‘de burger als klant’ verspreidt de geur van corruptie en omkoopbaarheid en reduceert het publieke belang tot de wereld van de private belangen. Maar de rechtvaardigheid en het algemeen belang behoren altijd in te staan tussen de burger en de ambtenaar. Beiden voorkomen dat dat contact tussen burger en ambtenaar het karakter krijgt van een onderonsje tussen de zakenman en zijn klant.

Dit soort van heel elementaire zaken zijn we de laatste neoliberale jaren kwijt geraakt. Het boek De Lastige Burger van Steven de Jong is daarom een even welkome als onmisbare gids om de weg weer terug te vinden naar het juiste contact tussen staat en burger, tussen ambtenaar en burger. Laten we ons daarom de lessen van dit boek eigen maken!

Frank Ankersmit, hoogleraar Theoretische en Intellectuele Geschiedenis (RUG). Auteur van De tien plagen van de staat. Dit voorwoord is geschreven in november 2008 bij verschijning van Steven de Jongs boek De Lastige Burger – Dienstverlening in een tijd van ontbrekend burgerschap (Van Duuren).