Hoofdstuk 2. Liever leven in een leugen (voorpublicatie)

Een schaker die zijn krachten meet, schaakt simultaan. Tegen meerdere spelers tegelijk. Ik schroef simultaan. Tegen alle klussers tegelijk. Kasten van de IKEA. Zojuist is het me weer gelukt. Twee garderobekasten met spiegeldeuren. Zesentwintig minuten, drie seconden, twee tienden. Sanne klokte af. Een goede tijd. Alleen de twee misgrepen zitten mij dwars.

Een misgreep is het pakken van de verkeerde plank. Eén misgreep had een misdruk kunnen worden: het vastschroeven van de verkeerde plank. Dan had Sanne mij gediskwalificeerd. Dan was ik geen wereldrecordhouder meer. Ik ben dus wereldrecordhouder. De handigste persoon op aarde. De meest gedisciplineerde ook. Ik klus zonder een spoortje frustratie.

Dat maakt mij tot een lichtend voorbeeld. ‘Frustratie is gebrek aan concentratie’, zeg ik altijd. ‘Het leven is een bouwpakket’, luidt mijn andere devies. Wie ik lief heb, weerhoud ik van het kunstenaarschap. Doe wat je gevraagd wordt. Uitblinkers zijn uitschot. Geluk zit hem in de gewoonte. De gewoonte van de garderobekast. Blijf in het gareel. Vier het vanzelfsprekende.

Ik ben de goeroe aller goeroes. Dat zegt Sanne. Rust, reinheid en regelmaat. Dat draag ik uit. Ik weet ook wel dat Sanne het maar speelt. Dat het simultane geklus bij haar observatie hoort. Dat ik in mijn rol gelaten wordt. Dat Sanne in werkelijkheid niet mijn trainer is. Maar dat maakt allemaal niet uit. Liever leven in een leugen dan gekweld worden door de realiteit. De realiteit waaruit ik verwijderd ben. De samenleving waar Sanne mij van afschermt.

Sanne licht mijn schedel. Ze is gedragsdeskundige. Zij bepaalt of ik getikt of niet getikt ben. Haar rapport gaat naar rechters en officieren. Zij oordelen of acties mij toegerekend kunnen worden. Maar wat ik de zonnebrillen aandeed, zou ik nu niet meer doen. Niet als recordhouder. De handigste persoon op aarde. De reinste, de rustigste. Ik ben mijn gedachten, ik stuur mijn gedachten, ik word mijn gedachten. Hoe harder ik klus, hoe sneller ik ben wat ik wil zijn.

Vroeger kwam ik weleens in de IKEA. In zalen met voorgeknutselde huiskamers. Alsof je een leven kunt kopen, dacht ik dan. Alsof je een leven in elkaar kunt klikken. Ik doolde vaak door de straten. In ieder huis IKEA. Maar het meest wond ik me op over de siervazen. Overal zag ik ze in vensterbanken. Pronkend in paartjes. Alsof er een statement gemaakt moest worden. Van kijk eens: wij zijn net zo samen als deze vazen. Vazen voor de sier. Zonder bloemen erin. Vazen die de schijn ophouden. De tuinkabouters van toen zijn de vazen van vandaag.

Ik kreeg behoefte om aan te bellen. Vragen wat ze bezielt. Wie dat allemaal bepaalt. Die vazen in formatie. ‘Dat hoort gewoon zo’, zouden ze zeggen. Ik zou er geen genoegen mee nemen. De catalogus zomaar volgen. Dat mag niet onbestraft blijven. Ik wond me op over de samenzwering. De samenzwering van stelletjes. Liefst kinkelde ik de ramen in. Ik zou mikken op de vazen. Mikken op de middelvingers. Namens de zonderlingen die zonder zitten.

Nu ben ik tot bedaren. Ik durf weer in de spiegel te kijken. De spiegel van de kastdeur. Op mijn cel heb ik ook siervazen. Die detoneren met de spijlen. Heeft Sanne wel siervazen? Ik weet nog te weinig van haar. Ik moet haar beter observeren. “Ga maar weer even trainen met de kasten”, zegt ze. Haar stem is hees. Een stem zonder oordeel. Een stem die mij voor onschuldig houdt. “Is het tweepersoonsbed al binnen?”, vraag ik. Ze wijst naar de dozen. “Daar zit alles in. Ik haal de stopwatch.”

Het tweepersoonsbed is IKEA’s relatietest. Als het bouwen van een nestje. Vogeltjes die dat ruw en haastig doen, komen de lente niet door. Vogeltjes die zorgvuldig de taken verdelen, hebben toekomst. De een sorteert de plankjes, de ander klikt ze in elkaar. Ik zou willen dat Sanne eens de plankjes sorteerde. Maar dat is voor een wereldrecordhouder zijn eer te na.

“Twintig minuten, vijfendertig seconden en zeven tienden”, klokt Sanne. “Nieuw record.” Ze belt de conciërge. Die inspecteert het bed. Hij rijdt het op een vorkheftruck weg. Buiten laadt hij het in de vrachtwagen van IKEA. Eén die schokken dempt. Wat ik klus, wordt uitgestald in IKEA. Showmodellen voor thuisklussers. Ik vroeg de conciërge eens wat ik daarvoor koop. “Kost en inwoning”, zei hij. Bulderend van het lachen reed hij het zoveelste meubel weg.

Sanne observeert. Met een vredige, open blik. “Ik wil dat je me meeneemt naar je vlucht”, zegt ze. “Dat je me meeneemt op de vlucht.” Ze pakt haar notitieblok. Ik denk aan Camiel en Pieter. Zij koelden af, ik warmde op. “Goed”, zeg ik. “Ik zal je meenemen op de vlucht.”