Het is onaanvaardbaar dat er van mensen die stotteren nog steeds verwacht of zelfs geëist wordt dat ze vloeiender leren spreken, klonk het in 2022 in een verklaring van tientallen stotterverenigingen wereldwijd. In hun Declaration of the Right to Stutter vroegen zij op Wereldstotterdag (22 oktober) aandacht voor de ervaring dat zij compleet vergeten worden in de roep om diversiteit en inclusie.
Die verklaring raakte mij. Als hevige stotteraar kon ik meestal mijn weg vinden, maar zodra het serieus werd (studieadviezen, sollicitaties, functioneringsgesprekken) werd mij ingewreven toch echt wat aan het stotteren te doen. Zodra er weer een ‘wondermethode’ in het nieuws was, voelde Jan en alleman zich geroepen mij deze met klem te adviseren. Ik liet mij duizenden euro’s uit de zak kloppen door therapeuten, logopedisten en coaches. Ik deed er alles aan om ervanaf te komen. Niets hielp.
Alsof ik een grap maakte
De laatste jaren laat ik die norm van vloeiendheid voor wat het is. Ik geef aan dat ik prima kan leven én werken met stotteren, en dat het zou helpen als dat geaccepteerd wordt. “Haha, ja dat zou pas emancipatie zijn, een stotterende journalist”, reageerde een collega bij de kwaliteitskrant waar ik jaren achtereen zwijgend artikelen redigeerde. Alsof ik een grap maakte… Terwijl het in redactievergaderingen voortdurend ging over diversiteit en inclusie, werd ik in spraakarme functies geïsoleerd. “Blijf werken aan je spraakhandicap”, noteerde mijn chef streng. De hoofdredactie: “Vanwege je stotteren heb je hier maar een beperkte ontwikkelingsmogelijkheid.” Ik besloot daarom maar in eigen tijd interviews af te nemen. Kwam ik terug met de kopij, dan werd er steevast gevraagd hoe ik dat toch had gedaan: per mail? Nee, gewoon sprekend, zei ik dan, zoals ik nu ook doe. Ongelovig gaapten ze mij dan aan.
Wat mij overkwam, staat niet op zichzelf. Stichting Support Stotteren ontving deze melding: “Mijn manager wilde alleen mijn contract verlengen als ik vloeiender ging spreken. Een harde eis. Ik werd daar nog onzekerder van. Wel ging ik toen maar weer een nieuwe therapie volgen.” Wat zegt de wetenschap? 5 tot 17 procent van de mensen die nu leven stotterde ooit, aldus het Journal of Fluency Disorders. Herstel vindt meestal plaats vóór het zevende jaar. Stotterende kinderen groeien er meestal overheen. Ook zonder logopedie of stottertherapie. Herstel bij pubers en volwassenen kan, maar is vrij zeldzaam. Eén procent van de bevolking blijft stotteren.
Rijen bij de kassa
Voor dit boek vroeg ik namens de stichting tachtig werkgevers of hun vacature openstaat voor stotterende sollicitanten. “Bij ons heb je ruim duizend klanten per dag”, mailde een Shell-station in Niebert. “Iedereen wordt een-op-een geholpen. Afhandelingstijd is zo’n 34 seconden per klant. Het is de hele dag praten. Natuurlijk heb ik geen moeite met mensen die matig stotteren. Grote vraag is wel ‘in welke mate’ dat is en of zij de verwachte tijd gaan halen. Dit om rijen bij de kassa te voorkomen.”
Shell is geen uitzondering. Bij KPN mogen ‘mensen zoals ik’ niet in de winkel stotteren, maar wel zwijgend kabels trekken. De rechtbank Leeuwarden heeft liever geen stotterende griffier, “want na de zitting neem je actief deel aan het raadkameroverleg”. We sluiten niemand op voorhand uit, verzekert de rechtbank nog, grondwetsartikel 1 indachtig, “maar besef wel dat een griffier ook veel mondeling doet”. De vraag ‘Wat heb jij nodig om in zo’n situatie goed te kunnen communiceren?’ bleef uit.
Al enkele jaren geleden pleitte de stottergemeenschap voor ‘het recht om te stotteren’. Een recht dat eigenlijk al lang verankerd was (VN-verdrag Handicap). Nu in 2024 wordt het tijd dat recht eens te handhaven. Tegen iemand die doof is, zeg je ook niet ‘blijf werken aan je gehoor’. Doet een werkgever dat bij stotterende mensen wel, laat de rechter er dan naar kijken (maar dan niet die in Leeuwarden).
Kwestie van wennen
Tot zover mijn persoonlijke opvatting. Wat in de komende hoofdstukken volgt is een neutrale en feitelijke beschrijving van de reacties van werkgevers. Hun afwijzingen en vooral hun afwegingen spreken voor zich. Om het boek alsnog positief af te sluiten, eindig ik met reacties van werkgevers die wél openstaan voor stotterende sollicitanten. Wat ‘mensen zoals ik’ nodig hebben, zijn werkgevers die aangeven dat je best ‘in functie’ mag stotteren. “Stotteren is in de rol van inspecteur geen probleem”, zoals de directeur van adviesbureau WHC reageerde. “Collega’s hebben dan meer geduld nodig. Kwestie van wennen.”
Hoe het mensen die stotteren vergaat als zij eenmaal aangenomen zijn, is een nuttige vraag voor vervolgonderzoek. Op basis van vele gesprekken met andere personen die stotteren, heb ik de indruk dat stotterende werknemers in grotere organisaties (>100 mensen) het vaak moeilijk krijgen als er een wisseling van leidinggevende of afdeling plaatsvindt. Zij moeten zich telkens opnieuw ‘bewijzen’, meer dan collega’s zonder beperking. Of beter gezegd: ze moeten telkens opnieuw de goedkeurig ontvangen om ‘in functie te mogen stotteren’. En dat doet ook iets met je eigenwaarde en positie. Ontslag is misschien niet aan de orde, maar dit beïnvloedt wel de ontwikkelingsmogelijkheden. In grotere organisaties, zeker bij de kennisintensieve, is kantoorpolitiek doorslaggevend: de competitie waarin extraverte, mondige personen het vaak winnen van mensen die liever (of moet ik hier zeggen: noodgedwongen?) in de luwte werken. Bij kleinere organisaties speelt dit veel minder een rol.
Vrijheid van articulatie
In dit onderzoek probeer ik patronen bloot te leggen. Dat betekent niet dat iedere persoon die stottert zich hier in zal herkennen. Hoezeer iemand er last van heeft, is afhankelijk van tal van factoren: het soort werk, de mate van stotteren, karakter, ambitie, persoonlijke geschiedenis, en vooral: je kunt het treffen of niet met collega’s. Met andere woorden: stotter je hevig en werk je op een boerderij, dan kan je er minder last van hebben dan wanneer je licht stottert en op een advocatenkantoor werkt met mondige haantjes. Kijk ik naar mijn eigen arbeidsgeschiedenis, dan moet ik opmerken dat ik mij op het ene kantoor zeer gehandicapt voelde en op het andere kantoor dacht ik niet eens aan het stotteren. De woorden kwamen zoals ze kwamen en het boeide niet hoezeer ik stotterde.
Door mijn persoonlijke ervaringen te delen, hoop ik ook anderen in de stottergemeenschap te motiveren vrijuit te spreken. Stotter jijzelf? Dan zou ik het zeer waarderen als je mij jouw ervaringen mailt (dejongsteven@gmail.com), zodat ik deze kan meenemen in nieuwe publicaties. Als je anoniem wilt blijven, dan zal ik die wens uiteraard respecteren. Ook kom ik graag in contact met organisaties die twijfelen over hoe om te gaan met stotterende scholieren, studenten en werknemers. Ik vertel graag hoe je functies stottervriendelijk kunt inrichten. Het gaat namelijk vaak mis als werkgevers zelf oplossingen bedenken, zoals het ontnemen van spreektaken…
De kern van mijn advies is eigenlijk dat leven en werken zoveel aangenamer wordt als er gewoon vrijuit gestotterd mag worden. Vrijheid van articulatie, zogezegd. Dat punt wil ik hier maken.
Over de auteur
Steven de Jong (1981) is schrijver, redacteur en rechtbank-verslaggever. Zijn boeken: €62.068 boete voor de hennep-kwekerij in oma’s schuur en 21 andere opzienbarende zaken uit de rechtbank (Nieuw Amsterdam, juni 2024), de roman Bezorgde burgers – de heroïsche strijd van één man tegen de wereld (Lebowksi, 2017). En in 2008 schreef hij voor uitgeverij Van Duuren het boek De Lastige Burger, een verslag van zijn onderzoeken naar de verstandhouding tussen burgers en ambtenaren. Steven de Jong werkte 15 jaar voor NRC, als (eind)redacteur Opinie en Media. Tegenwoordig helpt hij, als redacteur en ghostwriter, anderen met het vertellen van hun (levens)verhaal in boekvorm. Meer over zijn diensten op: www.stevenschrijft.nl. In samenwerking met Start Foundation en Stichting Support Stotteren voerde hij het onderzoek ‘Stotterend solliciteren’ uit.